Johannes Adam Nodell |
---|
geboren in 1754 te Leeuwarden als zoon van de Leeuwarder kleermaker Johan Adam Nodell en Aaltje Lenz. Hij trouwde in maart 1777 met Regina Catharina Lange, het voorwerp zijner vurige aanbidding, die op hem een zeer weldadige invloed heeft uitgeoefend en menigmaal het geliefkoosd onderwerp zijner Latijnse zangen uitmaakte. Hij werd op 30 september 1776 benoemd en aanvaardde op 18 november 1776 het rectoraat van de Latijnse School te Dokkum met een oratie "Pro Poësie". Ter gelegenheid van die gebeurtenis verscheen 25 december van dat jaar bij A. Jeltema te Leeuwarden een "Troeha?cum of trippelend Nederduits vers". Op 12 mei 1780 aanvaardde hij het rectoraat te Kampen, waarbij hij zijn gehoor boeide met de voordracht van een Elegie, die gewijd was aan de worstelstrijd onzer Vaderen tegen Spanje, onder de leiding van Prins Willem de Zwijger. Schepenen en Raden van Kampen toonden weldra hoezeer zij met hem ingenomen waren. Na geheel ongezocht zijn tractement reeds te hebben verhoogd, vereerden zij hem den 1. september 1782 met de titel "Professor Poeseos et Eloquentiae". Met behoud van die titel werd hij 27 november 1784 tot rector in Amersfoort beroepen, waarheen hij in 1785 vertrok. Hij was tenminste van 1785 tot 1794 lid van het PUG (Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen). Na al sedert het begin van de maand maart te Franeker colleges te hebben gegeven, aanvaardde hij daar op 2 juni 1887 het hoogleraarschap in de geschiedenis en welsprekendheid met zijn Elegie "in laudem Frisiae", tot lof van Friesland. Zeer welkom was hem daarna op 14 juli 1788 de benoeming tot rector der Erasmiaanse Scholen te Rotterdam, met de titel van Professor Honorarius. Op 21 juli daarop volgend gaf hij van zijn besluit om het professoraat tegen dat rectoraat te verwisselen, kennis aan de Franeker curatoren. Als reden van zijn heengaan vermeldde hij alleen, dat de inkomsten te Franeker nauwelijks toereikende waren bevonden om hem met de zijnen naar hunnen stand te doen leven, terwijl te Rotterdam 'de conditiën zoo avantagieus voor zijn huisgezin" waren gesteld, vooral omdat hij daar kostleerlingen mocht houden. |
© 2024 Lunb