Richaeus van Ommeren |
---|
1758-1796, studeerde in Franeker en daar gaf de twintigjarige zijn bundel elegieën uit.. Hij had een zwak en melancholiek gestel; bij nat of guur weer hadden zijn personeel, familie en leerlingen hem heel wat te vergeven. Zijn vrouw was praatziek en intellectueel zijn mindere, dus werd het huwelijk niet steeds door eensgezindheid gekenmerkt. In 1794 stierf zij in het kraambed, twee jaar later stierf Van Ommeren, 38 jaar oud. Van Ommeren dichtte een gezwollen Ode ad Gallos op de val van de Bastille, die ook in Parijs werd uitgegeven: Reeds wankelen de tronen van de tirannen, de bloedige schim van Coligny (vermoord in de Bartholomeusnacht) rijst op en met hem de schim van Hendrik IV, die zijn herboren kroost toespreekt: 'Sic, sic negatum carpite tramitem'; 'sla zo de eens versperde weg in'. In 1795 oreert deze Van Ommeren, rector van de Latijnse school in Amsterdam, in het Nederlands ter gelegenheid van de bevordering van de Latijnse schooljeugd. Hij betoont zich een fel voorstander van vrijheid, gelijkheid en tolerante broederschap. Maar nu de Bataafse geest, zegt hij, haar verouderde kluisters afwerpt is de waarborg der maatschappelijke orde alleen in de deugd en verlichting der burgers gelegen. Het gevoel voor schoonheid wist de lagere neigingen der ziel uit en is uiteraard het best door de studie van het Latijn aan te leren. Van Ommeren werd op 8 april 1780 te Dokkum benoemd tot rector van de Latijnse School komende 'van Swol', waar hij preceptor der Latijnse school was. Zijn verblijf hier was van korte duur, daar hij reeds op 2 september vertrok naar Amersfoort, waar hij zich, wederom als Rector, aanzienlijk kon verbeteren. In zijn plaats werd op 30 augustus benoemd ene Kaldenbach, conrector te Kampen, die de betrekking echter niet aanvaardt. Vervolgens wordt benoemd op 14 september 1780 Jan Willem de Crane, preceptor te Alkmaar.
|
© 2024 Lunb