Wanneer met het instituut 'Lezende leden' begonnen is, staat niet vast. Niet al direct bij de oprichting, immers Wendelaar Bonga spreekt van de 'latere kring van mede-lezers'. Maar in de eerste bewaard gebleven notulen van 2 maart 1823 wordt al over de 'lezende leden' geschreven. Te veronderstellen valt hoogstens, dat men zich na de Revolutie van 1795, toen de scheiding van Kerk en Staat was aanvaard en ook niet tot de staatskerk behorenden openbare ambten konden bekleden. op een bredere invulling van de werkzaamheden is gaan bezinnen. Het letterkundige deel kreeg veel meer kansen en aandacht.
De liberale en ontwikkelde burgers, die zich in het gezelschap verenigd hadden, vonden hun ideaal in het verspreiden van de Verlichting. Hoe konden zij dat beter doen, dan door het aanschaffen van literatuur en het verspreiden daarvan onder de burgerij. Zo moet er een kring van belangstellenden rondom het gezelschap ontstaan zijn, waaronder de 'portefeuille' circuleerde. De inhoud daarvan werd uiteraard geselecteerd door de 12 dirigerende leden. In een algemene ledenvergadering van 28 november 1929, waar geen lezende leden aanwezig waren, maar vele schriftelijke reacties op de bestuursvoorstellen, werd besloten de leescirkels per 1 januari 1930 op te heffen. Dit besluit wordt echter niet door de dirigerende leden bekrachtigd, daar wordt besloten door te gaan zolang de eindjes nog aan elkaar kunnen worden geknoopt.
De beslissing om geen portefeuille meer bij de lezers te bezorgen wordt genomen in de vergadering van 29 maart 1942, niet om financiële redenen, maar omdat door de bezetter de Cultuurkamer is ingesteld en het gezelschap zich moet aansluiten bij het "Letterengilde" wil het de werkzaamheden blijven voortzetten. Besloten wordt om niet tot aanmelding over te gaan en geen portefeuille meer bij de lezers te bezorgen. Na de bevrijding wordt het rondzenden weer hervat in april 1946. Er worden abonnementen genomen op de tijdschriften: Wereldkroniek, Groene Amsterdammer, Onze Vloot, De vrije pers, Apollo, Nieuw Indië, Nederland Canada, It Heitelân, De Tsjerne, Podium en Historia, totaal abonnementsgeld fl. 119,00 per jaar. Als boeken worden aangeschaft: Johan van der Woude, Arnhem, betwiste stad; K. Norel, Engelandvaarders; J. Huizinga, Geschonden Wereld; M. Dekker, Oranje (3 dln); Van Ledden Hulsebos, 40 Jaren speurderswerk; F. ten Have, Tiranny en Intermezzo in Bolzano; L. Zielens, Alles wordt betaald; W. Corsari, Die van ons; J. Slauerhoff, Verzameld Proza II; Sj. Leiker, Drie getuigen en P. Nissen, Honger. Totale aanschafwaarde van de boeken fl. 74,25. Het abonnement wordt gesteld op fl. 12,50 per jaar. Het aantal lezers is thans 21, voorgesteld wordt dit op te voeren tot 30. In de vergadering van 13 februari 1966 meldt volgens de notulen de boekbezorger: "Bottinga=lezer, niet dirigerend, haalt portefeuille niet af; moet gewaarschuwd worden; is dit de laatste lezer, buiten de directie?"
Op 3 april wordt gemeld: "De lezer heeft bedankt. Secretaris zal dit ongedaan zien te maken. Een leesgezelschap zonder lezer kan niet." Het lukt niet Bottinga tot andere gedachten te brengen, sterker nog, op 1 mei wordt gemeld: "De lezer (thans ex-) Bottinga heeft over 1965 nog niet betaald Hij zal hierover worden aangesproken." Hiermee is het instituut 'Lezende leden' ter ziele.